STICHTING DE BRUG

Ontmoetingscentrum voor alle buurtbewoners in Geuzenveld, Slotermeer en omgeving

Aalbersestraat 248a, 1067 GM Amsterdam

Appeltje van Oranje 2003

Bridge - Brig - Bro - Brücke - Brygga - Híd - Jembatan - Kantara - Köprü - Most - Brêge - Moct - Pod - Pons - Pont - Brug - Ponte - Puente - Pula - Punte - Sild

Beste praktijkvoorbeeld 2007

De Brug wordt gesteund door het stadsdeel Nieuw-West en de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid

Een verzameling VERHALEN over vrijwilligerswerk

 

"Veel meer dan enveloppen dichtlikken" Een groot deel van de samenleving draait op vrijwilligers. "Zonder hen zou het een stuk saaier en duurder zijn.'' De vraag is echter groter dan het aanbod.

 

Titia Ketelaar

HET HAAGS POPCENTRUM is op zoek naar een administratief medewerk(st)er, Vluchtelingenwerk zoekt een leraar Nederlands, Slachtofferhulp vraagt hulpverleners, de Ezelopvang een dierenverzorger. Het zijn vacatures die bij elk willekeurig uitzendbureau in het aanbod zouden kunnen zitten. Het verschil is dat het hier gaat om de vacatures van Hof, stichting voor de promotie van vrijwilligerswerk in Den Haag. Gevraagd: mensen die zich onbetaald en niet-verplicht willen inzetten voor anderen.

Het aanbod van de vacaturebank van Hof is, net zoals bij de meeste vacaturebanken voor vrijwilligers in Nederland, groot en uiteenlopend. In iedere sector, van gezondheidszorg tot politiek tot religie, worden vrijwilligers gevraagd en wordt er van hen gebruikgemaakt. Dat zijn niet alleen de bezorgers van 'Tafeltje-Dekje', waar velen aan denken, maar ook ouders die in het weekeinde het hele voetbalelftal naar een uitwedstrijd brengen, leden van een stadsdeelraad of schoolbestuur. Vrijwilligerswerk is een vanzelfsprekend onderdeel van de Nederlandse maatschappij.

Naar schatting werkt een op de vier Nederlanders regelmatig als vrijwilliger voor een van de 100.000 officiële, geregistreerde verenigingen, een van de 125.000 stichtingen of een van de ontelbare buurt- en sportverenigingen die Nederland rijk is. Volgens het CBS zijn vrijwilligers vooral hoger opgeleiden, mannen en vrouwen van middelbare leeftijd en mensen met een gereformeerde achtergrond. Gemiddeld doen zij 12,4 uur onbetaalde arbeid. Dit cijfer wordt alleen door Canada en de Verenigde Staten overtroffen.

De cijfers stemmen echter niet optimistisch. Op macro-niveau is het aantal vrijwilligers gelijk gebleven, op micro-niveau zijn problemen te zien. Het vrijwilligersbestand van sommige organisaties vergrijst snel. Vooral in de gezondheidszorg geeft dat problemen; het tillen van de patiënt wordt te zwaar of het duwen van een rolstoel gaat niet meer zo makkelijk. Jongeren betrekken bij vrijwilligerswerk lijkt een eenvoudige oplossing, maar de deelname van het aantal jongeren daalt.

Dat heeft deels te maken met de economische welvaart in Nederland. Tijdens de schaarste op de arbeidsmarkt, zoals in de jaren tachtig, zochten werklozen naar iets wat zij konden doen. Nu zien de vrijwilligersorganisaties dat werkenden het te druk hebben om zich overdag in te zetten, of zich te kunnen binden aan vaste uren. De huidige vrijwilligers willen zich bovendien 'wel eens' inzetten, maar niet volledig beschikbaar zijn. De maatschappij is zich ook steeds meer gaan richten op tweeverdieners. De huisvrouw die naast het huishouden zorg droeg voor bejaarde ouders en die het als haar 'morele plicht' zag zich onbaatzuchtig voor de naaste in te zetten, verdwijnt langzaam. In de schaarse vrije tijd moeten onbekenden nu vechten om aandacht met familie en vrienden.

Studenten zijn moeilijker binnen te halen sinds een te kleine studiebeurs hen tot verdienen dwingt. Jongeren willen bovendien niet gebonden zijn aan een taak. Ze kiezen voor concrete acties waarbij het doel duidelijk is. Enveloppen dichtlikken of het buurtkrantje in de bus doen heeft volgens hen weinig zin. Wanneer zij onbetaald werk willen doen, moet het ook voor hen baat hebben, bijvoorbeeld doordat ze het in hun curriculum vitae kunnen zetten.

Zonder nieuwe aanwas in het vrijwilligersbestand kan er een gevaarlijke situatie ontstaan. Een deel van de Nederlandse samenleving draait op de onbetaalde arbeid van vrijwilligers. "Zonder hen zou Nederland een stuk saaier en minder democratisch zijn. En een heleboel zaken zouden verdwijnen of ontzettend duur worden'', zegt Theo Van Loon, directeur van de Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV). "Denk eens aan alle evenementen: het Filmfestival draait op vrijwilligers, veel musea werken met vrijwilligers, de marathon van Rotterdam ook.

Amateursport kun je wel vergeten zonder vrijwilligers die in de besturen zitten, achter de bar staan, de wedstrijden fluiten. En in de zorg wordt veel hulp door vrijwilligers gegeven. Waren zij er niet, dan val je terug op professionele, en dus dure en schaarse hulpverlening.'' Econoom I. van Staveren, die promoveerde op de invloed van onbetaalde arbeid op de economie, ziet een groter probleem ontstaan. Zonder vrijwilligerswerk "klapt de economie in elkaar''.

"Vrijwilligerswerk heeft onbedoelde neveneffecten op de samenleving'', zegt hij. Met het brengen van een pannetje soep wordt niet alleen iemand anders geholpen, maar worden ook sociale kwaliteiten gestimuleerd als het naar elkaar luisteren en vertrouwen kweken. Deze sociale vaardigheden zijn in de samenleving weer nodig om de markt te laten werken. Zonder "sociaal kapitaal'' dat door onbetaalde arbeid wordt ontwikkeld, is er geen kapitaal.

De NOV probeert in het Internationaal Jaar van Vrijwilligers mensen duidelijk te maken dat vrijwilligerswerk meer is dan "enveloppen dichtlikken'', en dat het werk leuk en interessant is. De organisaties richten zich daarbij vooral op jongeren, allochtonen en het bedrijfsleven en proberen passend vrijwilligerswerk te vinden. Naar voorbeeld van Angelsaksische landen geven bijvoorbeeld werkgevers hun personeel de gelegenheid vrijwilligerswerk te doen onder werktijd. Jongeren krijgen training en bestuurservaring en de Haagse vrijwilligersvacaturebank Hof probeert inmiddels jongeren te interesseren voor vrijwilligerswerk met een studiepuntensysteem. Studenten pedagogiek en sociologie van de Haagse Hogeschool krijgen studiepunten voor hulpverlening.

"Je krijgt er veel voor terug'', zegt Van Loon van de NOV. "Langdurig werklozen bijvoorbeeld zie je door vrijwilligerswerk weer op de rails komen. Ze komen weer in het ritme van werk, in een sociale kring. En 55-plussers, die net uit het arbeidsproces zijn gekomen, kunnen hun kennis en energie weer in de samenleving stoppen.

"Ik weet dat vrijwilligerswerk vaak 'liefdewerk, oud papier' wordt genoemd, maar als je de mensen zelf spreekt, krijg je hele andere informatie. Vrijwilligerswerk maakt de samenleving tot een betrokken maatschappij.''

Bron: Vrijwilligerswerk wereldwijd, Margriet-Marie Govaart e.a.(red.)

 

"De prijs is niet te bepalen en niet te betalen" Volgens schattingen werken vrijwilligers in Nederland samen 540 miljoen uur per jaar pro Deo. De economische waarde van dit werk blijkt nauwelijks onderzocht.

Wilma van Hoeflaken

''DE ECONOMISCHE WAARDE van vrijwilligerswerk?'' De woordvoerster van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft geen idee, hoewel haar departement verantwoordelijk is voor de coördinatie van het vrijwilligerswerk. "Het moet een enorm bedrag zijn'', verzucht ze.

Volgens Justin Davis Smith van het Britse Institute for Volunteering Research is het niet vreemd dat de woordvoerster geen inzicht kan geven in de economische waarde. Voor Nederland geldt hetzelfde als voor de rest van de wereld: er worden nauwelijks pogingen ondernomen om vrijwilligerswerk in geld uit te drukken. "Je kunt een parallel trekken met het werk van huisvrouwen'', zegt hij. "If you can't count it, it doesn't count!'' Davis Smith was een van de sprekers op het internationale congres dat vorig jaar in Hilversum werd gehouden als voorbereiding op het Internationale Jaar van de Vrijwilligers.

Smith kon slechts een paar bedragen noemen. Bijvoorbeeld dat de Canadezen jaarlijks voor 16 miljard dollar aan vrijwilligerswerk verrichten. En dat de Britten een score hebben van 40 miljard pond. Ook in andere landen moet het om forse bedragen gaan, want uit een onderzoek in 22 landen bleek dat de hoeveelheid vrijwilligerswerk overeenkomt met 10,5 miljoen fulltime arbeidsplaatsen.

Ook in Nederland wordt in georganiseerd verband onverplicht en onbetaald heel wat werk verzet ten behoeve van anderen of de samenleving, want zo luidt de officiële definitie van vrijwilligerswerk. Hierbij is vooral dat georganiseerde verband belanrgijk, want zonder deze beperking zou iedereen die weleens iets voor een ander doet een vrijwilliger zijn. De mantelzorgers en andere informele helpers die voor hun zieke ouders zorgen of een oogje in het zeil houden bij hun bejaarde buren, en al diegenen die huishoudelijk werk verrichten tellen dus niet mee. Maar ondanks afspraken over de definitie slagen onderzoekers er in steeds andere cijfers te presenteren.

Doet 15 procent van de Nederlanders vrijwilligerswerk? Of 45 procent? Beide percentages zijn op grond van onderzoeksresultaten te verdedigen. "Er doen veel te veel verschillende cijfers de ronde'', erkent Theo van Loon, directeur van de Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV). Evenals het ministerie van VWS gaat hij uit van de cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau, wat neerkomt op 3 miljoen vrijwilligers, dus zo'n 20 procent van de bevolking. Zij besteden maandelijks gemiddeld vijftien uur aan vrijwilligerswerk. Dat betekent dat zij samen jaarlijks 540 miljoen uur werken.

In haar proefschrift The Economics of Unpaid Work uit 1996 gaat de inmiddels overleden econoom Marga Bruyn-Hundt in op verschillende methoden om de economische waarde van onbetaald werk te berekenen. Dat kan bijvoorbeeld via de opportunity-costs-methode, die uitgaat van het inkomen dat de vrijwilliger derft door gratis te werken in plaats van betaald. Voor het bepalen van de waarde van huishoudelijk werk en daar was het Bruyn-Hundt om begonnen kan dit een goede manier zijn, maar voor vrijwilligerswerk is deze berekeningswijze minder geschikt. Vrijwilligers zijn immers heel vaak mensen die hun pro Deo-werk verrichten naast een gewone baan.

Een andere methode is de output-methode, die uitgaat van de marktwaarde van de goederen en diensten die vrijwilligers produceren of leveren. Deze informatie is echter lang niet altijd voorhanden. Daarom is de input-methode de eenvoudigste: het aantal onbetaalde uren wordt vermenigvuldigd met een uurloon. Deze eenvoud is meteen de zwakke plek van de methode, want vrijwilligerswerk gebeurt op de meest uiteenlopende niveaus. De uren van de vrijwilliger in het bejaardenhuis zouden vermenigvuldigd moeten worden met het uurloon van een bejaardenverzorger, de uren van de vrijwilligers in de schoolbibliotheek met het uurloon van een bibliothecaris of leerkracht en de uren van de vrijwilliger in het bestuur van een miljoenenorganisatie als het Rode Kruis met het uurloon van een lid van een Raad van Bestuur in het bedrijfsleven.

Voor huishoudelijk werk loste Bruyn-Hundt dit probleem op door met drie verschillende uurlonen te rekenen, namelijk het minimumloon, het loon van een gezinshulp en het gemiddelde loon in Nederland.

Als bij de berekening van de economische waarde van vrijwilligerswerk het minimum uurloon wordt genomen, komt dat neer op 540 miljoen uur maal 15,85 gulden (loon in 2001 plus vakantiegeld) is 8,6 miljard gulden. Met zo'n 25 procent werkgeverslasten erbij is dat bijna 11 miljard gulden. Dat is het goedkoopste scenario. Als het gemiddelde loon dat Nederlanders verdienen als uitgangspunt wordt genomen, is de economische waarde jaarlijks 540 miljoen uur maal 33,16 gulden (gemiddeld loon inclusief vakantiegeld in 1999) is 17,9 miljard, plus werkgeverslasten dus ruim 22 miljard gulden.

Betekent dat nu dat al die vrijwilligers er samen voor zorgen dat de overheid jaarlijks ten minste 11 miljard gulden bespaart? "Nee'', zegt Van Loon. "Veel vrijwilligerswerk is weliswaar van grote waarde, maar ik sluit niet uit dat sommige activiteiten wegvallen zodra er voor betaald moet worden.'' De handwerkochtenden en klaverjasmiddagen in het verzorgingshuis leggen dan wellicht het loodje, net als de georganiseerde wandelingen voor natuurliefhebbers en de knutselmiddagen voor scholieren in het buurthuis.

"Sportverenigingen zullen wel blijven bestaan'', denkt Van Loon. "Alleen zullen die zonder vrijwilligers torenhoge contributies moeten vragen, zodat sporten alleen nog voor de elite is weggelegd.'' Maar als de vrijwillige bestuurders van een organisatie als het Rode Kruis morgen allemaal opstappen, zal de organisatie in kwestie of de overheid wel bijspringen, vermoedt hij. "Niemand wil zo'n organisatie dumpen, dus dan zal het betaald werk worden. En goed betaald, want wie wil verantwoordelijk zijn voor een miljoenenorganisatie als daar het minimumloon tegenover staat? Nee, het is geen 11 miljard, maar al met al zorgt vrijwilligerswerk wel voor een grote besparing.''

Wel willen meehelpen, maar niet voor altijd

 

"Zonder de inzet van miljoenen vrijwilligers zou de sportsector en de gezondheidszorg bijna niet meer kunnen functioneren"

Herman Staal

ZE PRATEN OVER marktaandelen en concurrentie. Ook bij vrijwilligersorganisaties is het economisch denken de laatste jaren volledig ingeburgerd. Ze moeten wel, om te overleven. "Vroeger had je één keer per jaar een sinterklaasmiddag. Nu heb je om de haverklap activiteiten. En elke week een mooi clubblad, smurfenvoetbal voor vier- en vijfjarigen, alle elftallen in een mooi tenue met sponsorVrijwilligerswerk en een kantine met een volwaardig aanbod'', zegt sportonderzoeker Jan Janssens, zelf oudvoorzitter van voetbalvereniging WSE uit Waddinxveen.

Sportverenigingen en andere vrijwilligersorganisaties zijn in een voortdurende concurrentieslag verwikkeld: om leden binnen te halen, maar ook om voldoende medewerkers te werven. De sportwereld drijft bijna geheel op vrijwilligers. Naar schatting een miljoen mensen houden de sportbonden, de verenigingen, de sporthallen en de kantines gaande. De gezondheidszorg is de tweede sector die voor een belangrijk deel afhankelijk is van vrijwilligers. Daarna volgen het kerkelijke vrijwilligerswerk, het buurt- en clubhuiswerk en het onderwijs. Echt goede cijfers zijn overigens niet voorhanden. Er is sprake van verschillende definities en van overlap: de katholieke ouderenbond wordt bijvoorbeeld tot kerkelijk vrijwilligerswerk gerekend, maar steunt ook hulpbehoevende ouderen.

De grootste sector heeft het tevens het moeilijkst. Uit onderzoek van sportkoepel NOC*NSF onder 250 sportverenigingen bleek vorige week dat de helft een tekort aan vrijwilligers heeft, hoewel er gemiddeld 36 vrijwilligers per vereniging actief zijn. Vijf jaar geleden gaf 37,5 procent van de clubs aan met een tekort te kampen. Toch is het niet zo dat er minder mensen actief zijn geworden, zegt Jan Janssens, die het onderzoek voor NOC*NSF uitvoerde. "Er zijn waarschijnlijk nog nooit zoveel mensen actief geweest als nu'', zegt hij. "Alleen wordt er een steeds groter beroep op mensen gedaan.''

Verenigingen moeten hun leden steeds meer te bieden hebben, stelt Janssens, om goed te kunnen blijven draaien. En ze moeten aan meer eisen en regels voldoen, zoals milieuvoorschriften voor de kantine en de kleedkamers. "Wie had er tien jaar geleden van de legionellabacterie gehoord?'' Het bestuurlijke werk is ook veel ingewikkelder geworden. De voorzitter moet veelal een volwaardige gesprekspartner zijn van de gemeente en potentiële sponsors. Janssens: "De vereniging van nu is een hele andere dan die van dertig jaar geleden. Ook toen gingen er clubs ter ziele. Dat wordt wel eens vergeten. Nu zijn er zelfs sportverenigingen die proberen aan naschoolse opvang te doen.''

Dat de samenleving individualiseert en dat mensen zich dus niet meer willen inzetten, vindt Janssens een te gemakkelijke verklaring voor het vrijwilligerstekort. "Dat zal best meespelen. De gemiddelde leeftijd van de vrijwilligers is ook wel aan de hoge kant: 46 jaar. Maar dat komt ook door de vele betaalde bijbaantjes voor jongeren en de tempobeurs voor studenten.'' Ook directeur Theo van Loon van de Nederlandse Vrijwilligersorganisatie verzet zich tegen pessimistische geluiden. "Met 3,5 miljoen vrijwilligers heeft Nederland internationaal gezien een hoge participatiegraad. In de Verenigde Staten is het misschien wat hoger, maar daar doet de overheid veel minder.''

Wel wordt het moeilijker om mensen voor langere tijd te binden, zegt zowel Janssens als Van Loon. Van Loon: "Mensen maken niet meer keuzes voor het leven. Bij veel sportverenigingen geldt dat als je één keer je vinger opsteekt, je nooit meer van een functie afkomt. Dat wil bijna niemand meer.'' Janssens: "Mensen worden van alle kanten geclaimd, door de school van hun kinderen of het buurthuis. Lange tijd aan één organisatie willen ze zich niet meer binden.'' Sportkoepel NOC*NSF wijst daar ook op: verenigingen moeten coördinatoren aanstellen die taken voor kortere tijd kunnen toedelen, zodat hiervoor meer animo ontstaat.

Drijft de sport bijna geheel op goedwillende vrijwilligers, in de gezondheidszorg is er vooral vraag naar aanvullende hulp. De medische beroepen zijn steeds technischer geworden. Voor zomaar een praatje is door personeels- en tijdgebrek weinig ruimte meer. Dat doen de vrijwilligers. Maar ook klussen die vroeger door betaalde krachten werden gedaan, worden overgenomen door vrijwilligers. Zo komt het in verpleeghuizen voor dat zij patiënten wassen en kleden. Waar vrijwilligers een zeer belangrijke rol spelen, is in de terminale zorg: het begeleiden van mensen die in de laatste levensfase verkeren. Opmerkelijk is dat er geen tekorten zijn in de terminale zorg. De 172 organisaties die zijn aangesloten bij het landelijke steunpunt Vrijwilligers Terminale Zorg (VTZ) slagen er zonder al te veel problemen in om voldoende vrijwilligers te vinden. Er zijn 4.000 mensen die familieleden van mensen in hun laatste levensfase ondersteunen. De vrijwilligers doen boodschappen voor de familie, ze waken 's nachts bij de stervende of ze helpen mee met wassen en verschonen.

Bijna 6.000 ongeneeslijk zieken en hun naasten kregen in 1998 vrijwillige terminale zorg. In 1997 stierven in totaal 32.541 mensen met een niet-acute aandoening thuis, zodat het steunpunt VTZ zich een 'marktaandeel' van zeventien procent toedicht.

"Dit werk is zwaar, maar het motiveert kennelijk ook veel mensen. Dat komt doordat het met zingeving te maken heeft en het heel praktisch en dankbaar werk is'', zegt adjunct-directeur Hans Bart van VTZ. Om te zorgen dat de vrijwilligers niet overwerkt raken, is een goede professionele organisatie die het werk adequaat verdeelt een vereiste, aldus Bart.

Niet iedereen waardeert het werk van de vrijwillige verzorgers. Vorige week vergeleek verpleeghuisarts Bert Keizer in dagblad Trouw vrijwilligers in de terminale zorg met ramptoeristen. Hij wantrouwt ze. "Ik vrees namelijk dat het percentage verknipten, geestelijk getroebleerden of anderszins gehinderde medemensen onder die groep net iets hoger ligt dan onder professionals.'' De opvatting van Bert Keizer tekent de relatie van veel artsen met vrijwilligers, zegt VTZ-directeur Bart. "Vrijwilligers worden nog niet als volwaardig gezien. Was het maar zo.''

Een soap voor de identificatie

 

"Jongeren zijn nog maar moeilijk te porren voor onbetaald werk. 'Vinden en binden' en de vijf B's moeten soelaas bieden"

Ellen de Bruin

HOEVEEL MENSEN ZIJN er beschikbaar als vrijwilliger? Daar hebben allerlei maatschappelijke ontwikkelingen invloed op die je niet allemaal meteen in verband zou brengen met vrijwilligerswerk. Winkels open op zondag: de sportclub kan geen kantinebeheerder meer vinden. Studenten die in minder tijd moeten afstuderen: je merkt het meteen. "We hebben het er met de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling wel eens over gehad om alle effecten van nieuwe wetten te laten doorrekenen over de gevolgen voor de vrijwilligersmarkt'', vertelt Annemieke Hijink van de Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV). "Maar het bleek eigenlijk bijna niet mogelijk. Er zijn zóveel wetten die er invloed op hebben.''

En meestal geen gunstige invloed. Het wordt steeds moeilijker om mensen te vinden die vrijwilligerswerk willen doen. Dat houdt nu eenmaal direct verband, aldus Hijink, met de afname van het aantal 'vrijetijdsmomenten' en de toename van manieren van vrijetijdsbesteding. Voor de wat stoerdere functies (bij culturele festivals bijvoorbeeld, of bij Amnesty International) ligt het misschien iets makkelijker, maar vooral de hulpverlening en de zorg hebben problemen om nieuwe, jonge mensen te trekken.

Reden voor de NOV om een programma 'Vinden en binden' op te zetten, onder leiding van Hijink, waarin 'het concept van de vijf B's' centraal staat. Binnenhalen: het werven van nieuwe vrijwilligers. Begeleiden: zorgen dat ze weten waar het kopieerapparaat staat en dat hun onkosten worden betaald, maar ook met hen over het werk blijven praten. Belonen: op een persoonlijke manier duidelijk maken dat de inzet van de vrijwilligers wordt gewaardeerd niet met geld, maar bijvoorbeeld met complimentjes of lintjes. Behouden: houd het leuk, zorg dat de mensen niet meteen weer weglopen. En toch ook beëindigen. "Als iemand ophoudt, is het de kunst om goed uit elkaar te gaan'', vertelt Hijink. "Wel waardering tonen maar niet zeggen: ik kan niet zonder je. Als je te veel claimt, komen mensen niet meer terug.''

De B van binnenhalen is uiteraard de meest essentiële in het programma. Hoe doe je dat? Volgens psychologen van de St. Catherine University in St. Paul, Minnesota, kun je bij het werven het best aansluiten bij de motieven van de mensen die je wilt werven. Is je doelgroep vooral geïnteresseerd in gezelligheid? Onderstreep het sociale karakter van het vrijwilligerswerk. Is je doelgroep opgebouwd uit mensen die een flitsende carrière nastreven? Onderstreep dan dat je er zoveel nuttige vaardigheden kunt opdoen en dat het zo goed staat op je CV. Dat lijkt enorm voor de hand te liggen, maar de organisaties die op vrijwilligers draaien, beginnen er nog maar net achter te komen dat het zo werkt. "Die denken nog heel erg vanuit functies: we hebben een voorzitter nodig, of een secretaris'', vertelt Hijink. "Terwijl ze eigenlijk zouden moeten vragen: wat zijn je kwaliteiten, waar ben je goed in? En kom dat dan bij ons doen.''

Eenvoudig is dat overigens niet, omdat de motieven van mensen zeer uiteenlopen. De Amerikaanse onderzoekers onderscheiden heel netjes zes verschillende redenen om vrijwilligerswerk te gaan doen: goed willen doen voor anderen, je talenten en vaardigheden kunnen gebruiken, gezelligheid, voordelen voor je carrière, persoonlijke ontwikkeling en ontsnappen aan je eigen problemen. Maar de praktijk is altijd ingewikkelder. In de laatste categorie valt bijvoorbeeld de Rode Kruismedewerker die vluchtelingen helpt omdat hij hun lijden niet kan aanzien, maar ook de vrouw die zich op vrijwilligerswerk wilde storten omdat ze dan niet zo aan haar net overleden man hoefde te denken. Het werd haar overigens afgeraden, omdat ze haar eigen situatie nog niet goed had verwerkt.

En de vrijwilligers zelf kennen hun motieven ook niet altijd precies, of ze spreken ze niet uit. Zo is Hijink ervan overtuigd dat er een hoop slechte huwelijken gered zijn door vrijwilligerswerk. "Dan gaat er één lekker ergens in een bestuur zitten, en dan hebben ze verder geen last van elkaar. Dat is niet iets wat je meteen op tafel legt. En vaak rol je ook gewoon in een vrijwilligersbaan omdat die bij je past, bij je hoort. Dat is heel moeilijk aan te sturen, het gaat gewoon geleidelijk.''

Volgens Hijink ontstaan veel vrijwilligersorganisaties ook op zo'n geleidelijke manier. Er is een probleem, en mensen gaan rond de tafel zitten om er wat aan te doen. "In Nederland zie je dat mensen dan ook meteen een stichting oprichten, een bestuur vormen, naar de notaris gaan, statuten opstellen. Het is hier veel georganiseerder dan in andere culturen. Sommige talen kennen niet eens een woord voor vrijwilligerswerk, zoals ze ook geen woord hebben voor wat wij mantelzorg noemen. Die zeggen: natúúrlijk zorg je voor je familie als dat nodig is.'' Maar ook in Nederland beseft niet iedereen dat het vrijwilligerswerk is wat hij of zij doet. "Iemand die in het bestuur van een postzegelclub zit, doet dat om beter postzegels te kunnen verzamelen niet om vrijwilliger te zijn.''

Ook bij het werven is het vaak niet zo handig om het V-woord te gebruiken. Vooral jongeren vinden hetzelfde werk vaak leuker als het geen vrijwilligerswerk heet. Dus worden eufemismen als 'leuke dingen doen' en 'activiteit' uit de kast gehaald. "Want het is onzin om het woord te gebruiken als het zich tegen je keert'', vindt Hijink. "Voor de sector is het wel belangrijk dat het vrijwilligerswerk heet. Neem Amnesty International, die hebben als doelstelling mensenrechten te bewaken, niet vrijwilligerswerk te bevorderen. Maar ze beseffen dat ze bij het zoeken naar mensen te maken hebben met dezelfde dynamiek, dezelfde trends als andere organisaties.''

Tot slot, zegt Hijink, is het van belang de juiste kanalen te kiezen bij werving. "Internet dus, voor jongeren. En we denken na over een soapserie die zich afspeelt rond een vrijwilligersorganisatie, zodat jongeren zich kunnen identificeren met de hoofdpersonen

 

"Een tachtigjarige tussen peuters en kleuters" De crèche in het asielzoekerscentrum in Drachten draait op elf Friese vrijwilligsters. Lekker even het huis uit en mensen helpen.

Karin de Mik

ZE HEEFT LEKKER zitten knoeien en haar slabbetje zit vol met restjes banaan. De anderhalf jaar oude Ilda zit tevreden op schoot bij vrijwilligster Geertje Huismans in crèche De Toverbal van het asielzoekerscentrum in Drachten. "Do bist sa'n skat'', zegt Geertje als ze het Bosnische kleintje even tegen zich aandrukt. De vierjarige John uit Eritrea probeert er met zijn plastic fototoestel een plaatje van te schieten.

Het is het etenskwartiertje in De Toverbal. De vrijwilligsters Tiny Nuijens (68) Geertje Huismans (53) en Aatje Hut (39) zijn deze donderdagmorgen weer present om op een stel koters te passen, van wie de ouders naar Nederlandse les zijn. De Toverbal is een ruime crèche met een plastic minihuis, een kleine glijbaan, een leeshoek en heel veel verschillend speelgoed. Als de kinderen anderhalf jaar zijn, kunnen ze naar de crèche worden gebracht. Vanmorgen zijn het er zes. Coördinator Betty de Graaf heeft de beschikking over een ploeg van elf vrijwilligers. "Ze doen dit werk met hart en ziel. Zonder hen konden we de kinderen niet opvangen.''

Tiny heeft de tweejarige Abel op schoot met wie ze het boekje Kijk en voel op de boerderij leest. Wijzend op een jong paard legt ze het kleintje uit: "Dat is een veulentje.'' "Kinderen zijn zo leuk'', zegt Tiny verrukt. "Het gezicht van een stralend kind geeft me gewoon energie.'' Vijf jaar geleden gaf ze een ochtend naailes aan de vrouwen van het centrum. Daarna werd ze gevraagd of ze ook vrijwilligster in De Toverbal wilde worden. Ze aarzelde geen moment. Haar kleinkinderen van drie en vijf jaar wonen in Overschie, dus oppasmoeder is ze niet. Ze voelt zich fit. Zwemt, fietst, tennist, danst en wandelt veel. Maar haar vrije tijd, ze is weduwe, wil ze ook voor een deel aan anderen wijden. Zo blijft ze actief, vindt ze.

Het werken in de crèche vindt ze niet al te inspannend. "Druk? Helemaal niet. Mijn moeder zei vroeger al: 'Een kind dat niet levendig is, daar is wat mee'.'' Spelletjes doen met de kinderen vindt ze vooral leuk. "Ik leer ze versjes van vroeger. Jan Huijgen in de ton, bijvoorbeeld. Dat is altijd een succes.''

Collega Geertje Huismans, oud-wijkverpleegkundige, is ook één van de oudgediende oppassers. Ze las de advertentie vier jaar geleden in de krant en reageerde. De kinderen waren de deur uit, ze wilde weer iets doen. "Kinderen trekken me. Ze zijn gezellig en eerlijk, vooral op deze leeftijd.'' Het leukste vindt ze om de ontwikkeling van een kindje mee te maken. "Haweeja uit Ethiopië bijvoorbeeld is nu drie. We hebben gezien hoe ze hier leerde lopen.'' Soms komt er een abrupt eind aan het contact met het kind. "Het komt voor dat ze ineens zijn overgeplaatst of dat hun ouders geen status krijgen. Dan zie je ze nooit meer en dat is best wel eens moeilijk.''

Aatje Hut is moeder van drie kinderen van twaalf, tien en zeven jaar. Vroeger leidde ze kindernevendiensten in de kerk. Nu haar kinderen overdag naar school zijn, wil ze ook een ochtend voor die van anderen zorgen. Thuis mist ze dan wat, vertelde ze haar man, die een eigen uitgeverij heeft. Ze werkte ooit een week als invalkracht in diens zaak, maar dat beviel niet echt. "Ik zie hem liever privé, in plaats van als baas.'' Vrijwilligster in De Toverbal is voor haar pure ontspanning. "Ik ben lekker even het huis uit. Het contact met de kinderen is hartstikke leuk.'' Naast het werk in de crèche, collecteert ze voor goede doelen en fungeert ze één keer in de week, ook op donderdag, als overblijfmoeder op de school van haar kinderen.

Mensen helpen is haar drijfveer om als vrijwilliger actief te zijn. Aatje Hut volgde een opleiding tot secretaresse, maar ze wil (nog) geen parttime baan. "Als vrijwilliger ben je vrijer dan in een vaste werkkring.'' Op den duur wil ze ook eenzame bejaarden bezoeken. "Sommige van hen krijgen nooit bezoek en hebben behoefte aan aanspraak.'' Het vrijwilliger zijn "levert'' haar ook wat op, meent ze. "Oude mensen hebben veel levenservaring, waar jij ook weer van kunt leren. En die dingen kun je weer doorgeven aan je eigen kinderen.''

Wie vandaag gemist wordt in De Toverbal is vrijwilligster Gré van der Veen-Bulthuis. Met haar 83 jaar moet ze haast wel een van de oudste begeleidsters van crèchekinderen van ons land zijn. Gré zit thuis; haar linkerhand in het gips. Vlak na de kerst gleed ze door de gladheid achter haar huis uit. De vitale vrijwilligster heeft al laten weten dat ze zo snel mogelijk weer naar haar peuters zal komen.

Vanaf het begin van de crèche is ook zij al actief als vrijwilliger in het Drachtster asielzoekerscentrum. Ze is begaan met het lot van vluchtelingen en kinderen liggen haar, vertelt ze. Als twintiger leidde ze de zondagsschool. Gré van der Veen werd jong weduwe en bleef achter met twee kleine kinderen. Ze voorzag in haar eigen levensonderhoud door onder meer kamerverhuur en het houden van kostgangers. Toen haar beide kinderen naar de lagere school gingen, verspreidde ze lectuur voor de kerk en ging ze op bezoek bij ouderen in de gemeente. "Ik heb het altijd heel druk gehad'', vertelt ze in haar woning in Drachten. "Ik heb acht kleinkinderen van wie er soms een paar tegelijk weken bleven logeren.'' Maar "mensen helpen'' is haar grote drijfveer. Ook op deze leeftijd wil ze graag wat voor een ander betekenen. Dat is haar met de paplepel ingegoten. "Mijn ouders deden altijd veel voor andere mensen. Mijn vader was een heel actieve man. Hij had een bakkerij, maar had maar vijf uurtjes slaap nodig. In de oorlog hadden ze onderduikers.''

Ook haar geloof maakt dat ze zich wil inzetten voor een ander. "Ik voel me nog goed, doe mijn huishouding nog helemaal zelf, dus waarom zou ik die energie niet ook voor een ander gebruiken?'' Vrijwilligerswerk is niet alleen geven. Je krijgt er ook veel voor terug, onderstreept ze. "Zo fleur ik helemaal op van die lieve kindergezichtjes. Optillen kan ik ze soms niet, maar ik kan ze wel voorlezen of even de afwas doen.'' Betty de Graaf: "Gré is een fantastisch mens. Ik hoop dat ze het nog heel lang volhoudt. Weet je dat ze altijd op de fiets naar het centrum komt?'' "Ja, dat is zes kilometer', licht Gré toe. "Het is dat ik niet met één hand durf te fietsen, anders zou ik even bij jullie op de koffie komen.''

 

Bedrijfsuitjes

Vrijwilligerswerk door het bedrijfsleven is in. Immers, het is een manier zich positief te profileren, zoals de jaarlijkse kerstinzameling voor een goed doel dat al was. Nu moeten de werknemers zelf aan de slag. In plaats van het jaarlijkse survivaltochtje in de Ardennen, is het mogelijk aan teambuilding te doen tijdens het onbezoldigd opknappen van een kinderboerderij of een uitje met verstandelijk gehandicapten.

Maatschap in Betrokkenheid (MiB) is de nobele variant op het party- en evenementenbureau voor bedrijven. Onder het motto 'Goede Zaken' bemiddelt zij tussen bedrijven en maatschappelijke en vrijwilligersorganisaties. MiB kan projecten zoeken die geheel, of juist helemaal niet te maken hebben met de aard van het bedrijf. Een dagje met de afdeling papierprikken in een natuurgebied behoort tot de mogelijkheden, maar de MiB kan ook zorgen voor een langduriger contact tussen instelling en bedrijf.

Volgens MiB heeft het doen van vrijwilligerswerk grote voordelen voor het bedrijfsleven. Werknemers maken kennis met nieuwe aspecten van de samenleving, wat goed zou zijn voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden. Samen vrijwillig werken is bovendien goed voor het groepsgevoel en niet in de laatste plaats voor het imago van het bedrijf.

Instellingen profiteren op hun beurt van specifieke professionele kennis van het bedrijfsleven. Projecten die kampen met een tijdelijk vrijwilligerstekort bijvoorbeeld voor een specifieke klus zijn bovendien uit de brand na een dagje teambuilding van het bedrijfsleven.

De kosten voor een 'goed dagje uit', zoals MiB de bedrijfsuitjes noemt, variëren van enkele honderden guldens tot duizenden voor een geheel verzorgde dag van zo'n honderd mensen uit het bedrijfsleven.

Overigens organiseert een aantal bedrijven zelf vrijwilligersprojecten voor het personeel. KPMG heeft een vrijwilligersvacaturebank voor haar werknemers en Fortis het project Stimulans (opgericht om de maatschappelijke betrokkenheid van de medewerkers te vergroten, hun blikveld te verruimen en een bijdrage te leveren aan de 'company pride'). Andere grote bedrijven kunnen niet achterblijven. Ook onder andere KLM Benelux liet werknemers klussen bij een dierenasiel.

Informatie: MiB (030) 231 98 44.

Rechten en plichten

Onkosten Kosten die een vrijwilliger maakt om zijn werk uit te voeren (telefoon-, postzegel-, reiskosten), mogen worden vergoed. Een vrijwilligersorganisatie is dat echter niet verplicht. Voor onkosten tot 42 gulden per week (en 1.470 gulden per jaar) zijn geen bonnen nodig. Als de gemaakte kosten hoger zijn, moet de vrijwilliger dat aan de organisatie bewijzen door het tonen van rekeningen of vervoerbewijzen.

Een vrijwilliger kan er ook voor kiezen de onkosten als giften op te voeren op het belastingformulier. Hij mag die kosten dan niet al eens hebben gedeclareerd. De Belastingdienst stelt als voorwaarde dat de betrokken instelling of vrijwilligersorganisatie 'van algemeen nut' is.

Uitkering Voor mensen met een uitkering geldt dat de 1.470 gulden-regel per gemeente verschilt. Sommige vragen ook tot dit bedrag bonnen van de gemaakte kosten. Als de uitkeringsgerechtigde die niet over kan leggen, telt de onkostenvergoeding als inkomen. Andere gemeenten eisen geen bonnen tot 1.470 gulden.

Uitkeringsgerechtigden mogen vrijwilligerswerk doen, mits zij het niet verrichten in een commercieel bedrijf. Ook mag de vrijwilliger geen vervanging zijn van een betaalde kracht en de organiserende instelling mag geen subsidie voor loonkosten ontvangen.

Mensen met een WW-uitkering moeten met hun vrijwilligerswerk stoppen zodra er passend betaald werk of scholing beschikbaar is. Zij moeten daar ook actief naar op zoek blijven en vrijwilligerswerk dat overdag plaatsheeft melden. Die meldingsplicht geldt niet voor arbeidsongeschikten die volledig zijn afgekeurd, maar weer wel voor WAO'ers met een gedeeltelijke uitkering.

Verzekering De organisatie waar de vrijwilliger werkt, moet zorgen voor voldoende verzekeringen. Als een vrijwilliger schade aanricht, kan de gedupeerde zowel de vrijwilliger als de instelling aansprakelijk stellen. Particulieren spreken dan hun WA-verzekering aan, de instelling de Aansprakelijkheidsverzekering Voor Bedrijven (AVB).

De Wet Bestuurdersaansprakelijkheid is alleen van toepassing op commerciële bedrijven. Vrijwilligers in een verenigingsbestuur zijn dus niet hoofdelijk aansprakelijk (mits er geen sprake is van fraude gepleegd door de vrijwilliger).

Nieuwe regels Dit jaar is in Nederland een nieuw belastingstelsel van kracht geworden. Voor vrijwilligers levert dat in de praktijk geen veranderingen op. Het CDA heeft nog voorgesteld om een 'activiteiten'-aftrek in te voeren, maar dat voorstel is door de betrokken bewindslieden op Financiën direct afgewezen.

Arbowet De Arbowet regelt de zorg voor veiligheid, gezondheid en welzijn op het gebied van arbeid en geldt ook voor vrijwilligers. Op verzoek van de NOV en het ministerie van Sociale Zaken heeft TNO twee checklists ontwikkeld: een voor vrijwilligerswerk en een voor sport-organisaties, beide te verkrijgen bij lokale vrijwilligerscentrales.

Nieuwe wet

Sinds 1 januari van dit jaar kunnen langdurig werklozen worden verplicht vrijwilligerswerk te doen.

Minister Vermeend (Sociale Zaken) kwam een half jaar geleden met het wetsvoorstel sociale activering, waarin dit is geregeld. Deze wet beoogt moeilijk bemiddelbare werklozen (de zogenoemde fase-4 werklozen) te helpen met het vinden van een baan. Gemeenten konden sinds de invoering van de nieuwe algemene bijstandswet in 1996 werklozen al verplichten aan 'sociale activering' mee te doen, zoals scholing, stages of vrijwilligerswerk. Vermeend heeft deze verplichting nu aangescherpt.

Om er voor te zorgen dat dit ook daadwerkelijk een succes wordt, is de sollicitatieplicht voor deelnemers aan sociale activering afgeschaft. Als de werklozen een passend aanbod krijgen voor sociale activering dan lopen ze bij weigering het risico op hun uitkering te worden gekort.

Er is een onderscheid gemaakt tussen sociale activering die kan leiden tot werk en sociale activering die tot doel heeft maatschappelijk weer enigszins mee te draaien. Voor de eerste categorie wordt de sollicitatieplicht tijdelijk opgeheven, bij de tweede is dit vaak om sociale of medische redenen al niet opgelegd. Naast de scherper omschreven verplichting krijgen werklozen nu ook meer tijd om een traject met daarin bijvoorbeeld vrijwilligerswerk succesvol af te ronden.

De nieuwe mens in het ons-tijdperk

Het ik-tijdperk is voorbij. Vrijwilligers zullen harder nodig zijn dan ooit, betoogt sociaal filosoof Egidius Berns.

Martijn van Leeuwen

''STRIKT GENOMEN IS vrijwilligerswerk niet meer van deze tijd'', zegt prof.dr. E.Berns, 61 jaar, hoogleraar sociale filosofie aan de Katholieke Universiteit Brabant. "Kijk. We leven in een liberaal-economische samenleving. Het liberalisme doet puur een beroep op het eigenbelang. Vrijwilligers dienen het gemeenschappelijk belang en dat druist in tegen het liberalisme. Voilà!''

In 1979 schreef psycholoog Christopher Lasch al over het individu, in zijn boek The Culture of Narcism: "Hij schuwt samenwerking, koestert antisociale impulsen en vindt diep van binnen dat regels niet op hem van toepassing zijn.'' In 1976 doopte schrijver Tom Wolfe zijn tijd tot The Me Decade, het ik-tijdperk: een tijd waarin traditionele, gedeelde belangen aan de kant werden geschoven voor persoonlijke ontwikkeling en groei.

Berns: "Onze samenleving is vereconomiseerd. Elke dag wordt de burger verteld: kom voor jezelf op! En hij heeft het begrepen: als hij iets doet, wil hij er eerst wat voor terug. Deze economische rationaliteit knaagt aan fundamentele waarden. Een calculerende burger is steeds minder bereid zich voor publieke zaken in te zetten.''

Toch klinken er ook andere geluiden. In het zojuist verschenen boek Vrijwilligerswerk Wereldwijd (een overzicht van vrijwilligerswerk in 21 landen, ter gelegenheid van het Internationaal Jaar van Vrijwilligers) staat dat het aantal vrijwilligers toeneemt: "Vrijwilligerswerk wordt een steeds belangrijker maatschappelijk fenomeen. In de wereld groeit namelijk het besef dat de overheid niet alle problemen in de samenleving kan oplossen. Vrijwilligers, dat zijn de nieuwe oren en ogen van de samenleving. Ze signaleren nieuwe behoeften of lacunes in voorzieningen.'' De Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) gaan daar in mee. "Vrijwilligers bepalen in toenemende mate de 'gezondheid' van maatschappelijke instellingen als zorg en welzijn'', meldt het Trendrapport Jongeren en Vrijwilligerswerk, de Generatie @ (een uitgave van de NOV en het sVM).

Berns onderkent deze ontwikkeling. "Staatkundige instellingen zijn aan erosie onderhevig. In het verleden was die erosie veelal toegedekt. De hedendaagse globalisering maakt haar echter zichtbaar. Er bestaat geen institutie meer die het grote geheel kan overzien. Wie kan ons zeggen wat ons nog te wachten staat aan vervuiling of vluchtelingenstromen.''

Door deze ongewisheid voorspelt Berns dat groepen mensen buiten de boot vallen en dat vrijwilligers moeten inspringen. "De verzorgingsstaat brokkelt af. Nu al zorgt de overheid niet meer voor illegalen. Wie zullen volgen: de etnische onderklasse, de ouderen? Steeds meer mensen zullen afhankelijk worden van de hulp van vrijwilligers. Vrijwilligers zullen de nieuwe uitvoerders van de Werken van Barmhartigheid worden.''

Maar waar wil Berns de benodigde vrijwilligers vandaan toveren? De filosoof blijkt toch geen cultuurpessimist. "Tussen een kwart en eenderde van de volwassen bevolking besteedt zo'n vijf uur per week aan vrijwilligerswerk, vergeet dat niet.''

Berns voorziet een cultuuromslag. "Er zijn tekenen dat het overspannen individualisme op zijn laatste benen loopt. Er is een grens aan genot en die heet verveling. Als in een land eenmaal een bepaalde drempel van welzijn is bereikt, dan komt het welbevinden los te staan van de extra bezittingen die gekocht zijn.''

Volgens Berns schuilt de zin van het leven niet meer in de grote auto, maar in het menselijke detail. "Zingeving, zorg voor je omgeving worden belangrijk. Uit deze innerlijke behoefte kan een nieuwe gemeenschapszin ontstaan.''

Exponent van deze cultuuromslag zou Rutger van Dijk kunnen zijn, directeur van de Coca-Cola-vestiging in Arnhem. Vorig jaar bezocht hij een van de drie 'buitenscholen' van Arnhem: scholen waar 450 kinderen met ernstige, soms levensbedreigende ziekten les krijgen. Hij was ontzet over de erbarmelijke staat van de school. "De school was brandgevaarlijk, sterk verwaarloosd, zelfs het speelpleintje was opgebroken en nooit afgemaakt.'' Na beraad met zijn superieur in Rotterdam besloot Van Dijk een video te maken over de school. Met de video ging hij gala's af ("Emotie verkoopt nu eenmaal.'') en sprokkelde genoeg geld bij elkaar voor een grondige renovatie.

"Het zien van lachende kindergezichtjes geeft veel meer voldoening dan het verkopen van cola'', aldus de directeur. Maar daarbij draagt hij ook de filosofie van zijn bedrijf uit. "Onze winst halen we uit de samenleving, dus een deel moet daarin weer terugvloeien, vinden we. Zo vraag ik werknemers ook projecten voor het Vrijwilligersfonds te bedenken. Dit jaar schenken we als extraatje enkele tonnen aan vrijwilligersprojecten.''

Van Dijk blijft ondernemer in hart en nieren ("Nederlanders moeten 40 procent meer cola gaan drinken''), maar: "Ik zou zo met 60 procent minder luxe leven.''

"Ziedaar het ons-tijdperk'', zegt filosoof Berns triomfantelijk. "Het ik-tijdperk is voorbij. De verantwoordelijkheid ligt niet meer bij mij, ook niet bij hen, maar bij ons.''

Het lijkt niet meer dan logisch. "Zelfontplooiing is niet mogelijk zonder de waardering van anderen. We willen een geliefd en interessant mens zijn. Die status is alleen te bereiken als we rekening houden met anderen.''

 

 

Sponsoring en ontwerp: Polanen Advies, Tzummarum

Stichting De Brug - KvK 41203250

Nieuws Teleweer